archiveren

Maandelijks archief: oktober 2019

9789057597473
Brieven van belang van Shaun Usher  is de internationale versie van het eerder besproken boek P.S. van Jet Steinz. Het boek bevat 125 brieven, gebaseerd op de website www.lettersofnote.com, een soort online brievenmuseum, opgericht door Usher.

Het is een groot boek wat niet makkelijk in de hand ligt, maar waardoor de brieven, die voor het merendeel als facsimile zijn afgedrukt, wel mooi tot hun recht komen. Ik heb de vertaalde versie gelezen, en ik weet niet of dit de beste keuze was. Zo wordt een ijzingwekkend briefje van Jack the Ripper (of iemand die beweerde dat hij dat was) in verhaspeld Nederlands weergegeven (“als u effe gedult heb“). Dan lijkt me een integrale weergave in het Engels zuiverder.

Verder staan niet alle brieven als facsimile afgedrukt en soms is dat jammer. Zo had ik graag de brief gezien die Louis Armstrong schreef aan een marinier in Vietnam die hij niet kende. Hij doorspekte zijn brief met talloze hoofdletters, apostrofs, streepjes en onderstrepingen, op plaatsen waar je ze niet zou verwachten. Zo’n brief schreeuwt erom om afgedrukt te worden, maar die ontbreekt nu net.

Daar houdt de kritiek dan ook wel op. Het boek is verder een schatkist aan verrassende brieven. Wat te denken van de sollicitatiebrief voor het Amerikaanse leger van de neef van Hitler? Of een briefje van de 24-jarige Fidel Castro aan president Franklin D. Roosevelt? Andersom schreven Amerikaanse presidenten ook wel eens terug. Lincoln was niet te beroerd om een negenjarig meisje terug te schrijven over zijn bakkebaarden.

Het is mooi om te grasduinen door al die verschillende brieven. Soms zijn het geen brieven, zoals de standaard voorgedrukte verontschuldiging uit China voor het gedrag na een teveel aan drankgebruik. Of de krabbels van John F. Kennedy in de bast van een kokosnoot waarmee hij om hulp vraagt na het zinken van zijn torpedoboot.

De mooiste brieven zijn degenen die je niet verwacht. De brief van Ernst Stuhlinger aan zuster Mary Jucunda is ronduit indrukwekkend. Stuhlinger is wetenschapsdirecteur van het Marshall Space Flight Center van de NASA. Zuster Jucunda werkt in Zambia en zij schreef hem met de vraag of de miljoenen voor een bemande reis naar Mars niet beter besteed konden worden aan de bestrijding van armoede. Stuhlinger maakt zich er niet van af en legt in een lange brief uit waarom dat geld gerechtvaardigd is.

Een ander juweel is de brief van de oom van tekenfilmregisseur Chuck Jones. Die oom Lynn stuurde een hartverwarmende brief aan Chuck en zijn broers en zussen na het overlijden van hun hond Teddy. Een lang fragment, maar de brief is nog veel langer;

Lieve Peggy en Dorothy en Chuck en Dick,

Gisteravond werd ik gebeld. ‘Spreek ik met oom Lynn? ‘ vroeg een stem.
‘Jazeker,’ zei ik. ‘Ik heet Lynn Martin. Ben jij een of ander onbekend neefje?’
‘Ik ben Teddy.’ Hij klonk nogal ongeduldig. ‘Teddy Jones, Teddy Jones de hond…ik bel interlokaal.’
‘Pardon,’ zei ik. ‘Ik wil niet onbeleefd klinken, maar ik heb je nooit eerder horen praten – alleen blaffen of janken tegen de maan.’
‘Moet jij nodig zeggen,’ snoof Teddy, met de ongeduldigste snuif die ik ooit had gehoord. ‘Luister eens, het lijkt erop dat Peggy en Dorothy en Chuck en Dick het moeilijk hebben omdat ze denken dat ik dood ben.’ Aarzeling. ‘Nou ja, dat ben ik eigenlijk ook.’
Ik moet toegeven dat het een nieuwe en bovendien onverwachte ervaring voor me was om een hond te horen toegeven dat hij dood was. ‘Als je dood bent,’ vroeg ik, onzeker over hoe je nu precies tegen een dode hond moest praten, ‘waarom bel je me dan op?’ Weer viel er een geïrriteerde stilte. Het was duidelijk dat hij bijna zijn geduld verloor.
‘Omdat,’ zei hij, met de grootste zelfbeheersing die ik ooit in een hondenstem heb gehoord. “Omdat kinderen, wanneer je leeft, zelfs als ze niet precies weten waar je bent, wel weten dat je ergens bent. Dus ik wil ze graag laten weten dat ik misschien wel min of meer dood ben, maar dat ik nog steeds ergens ben.’

Als ik weer door het boek blader dan blijf ik lezen. In de verbijsterende brief van Mark Chapman, John Lennon’s moordenaar. Hij vraagt aan een memorabilia-expert wat zijn door Lennon voor zijn moord gesigneerde album zou kunnen opbrengen. In de prachtige brief van Ronald Reagan aan zijn zoon, in de vergeefse brief van een gedeserteerde soldaat die Eisenhower om genade smeekt voor zijn executie. In de brief van Einstein, die een negenjarig meisje antwoord geeft op de vraag of wetenschappers bidden. In de brief van architect Frank Lloyd Wright die niet te beroerd is om een hondenhok voor Eddie de labrador-retriever te ontwerpen. Een boek om te herlezen dus.

Vertaling; Lidwien Biekmann en Tracey Drost-Plegt

9044537911.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Elisabeth Leijnse heeft twaalf jaar geschreven aan haar dubbelbiografie Cécile en Elsa. Dat zijn de zussen De Jong van Beek en Donk en die krijgen de ondertitel strijdbare freules mee. Dat is niet voor niets, ze maakten meer dan genoeg mee om een biografie te rechtvaardigen.

De zussen groeiden op in een beschermd adelijk milieu. Op jonge leeftijd hadden ze dromen en ideeën te over en ze richtten zowaar een bond op, de ‘Bond ter bestrijding eener Gruwelmode’. Deze bond streed tegen het gebruik van vogelveren op dameshoeden en daaruit is de Vogelbescherming voortgekomen.

Zowel Cécile als Elsa trouwen. Cécile met de steenrijke Adriaan Goekoop, eeen Haagse bouwondernemer. Elsa zal trouwen met de componist Alphons Diepenbrock. Cécile zal zich onderscheiden door de organisatie van de eerste tentoonstelling over vrouwenarbeid en schrijft een zeer populaire feministische roman, Hilda van Suylenburg. Haar huwelijk met Goekoop is geen gelukkig huwelijk, ze zullen uiteindelijk scheiden.

Elsa is ook niet gelukkig met haar componist. Alphons is verliefd op een ander en Elsa gedoogt, tot ze het zelf aanlegt met de componist Matthijs Vermeulen. Dat duurt maar een jaar en ze blijft bij haar man.

Cécile zal na haar scheiding verhuizen naar Parijs waar ze de weduwnaar van haar nicht trouwt. Met hem krijgt ze haar enige zoon. Elsa en Alphons krijgen twee dochters. Alphons kan zijn buitenechtelijke relatie niet voortzetten en het echtpaar blijft bij elkaar tot Alphons overlijdt. Cécile zal in Parijs nog twee romans schrijven en zich uiteindelijk in de oorlog ontwikkelen tot een rabiate antisemiet.

Elsa waakt in Nederland over de nalatenschap van haar man, net als haar dochters dat na haar zullen doen. Odilia Vermeulen, dochter van componist Matthijs Vermeulen en Thea Diepenbrock zet hun werk voort.

Dat is in vogelvlucht de inhoud van het boek en daar doe ik het meteen ongelofelijk mee tekort. Het is heel veel meer dan dat. De auteur had de beschikking over een enorme hoeveelheid aan documentatie. Talloze brieven (alleen de correspondentie van Alphons Diepenbrock omvat al tien omvangrijke boeken), vuistdikke biografieën én veel informatie van nabestaanden én direct betrokkenen. In de epiloog geeft Leijnse ook aan dat ze heeft moeten schrappen; 400 pagina’s alleen voor de jeugdjaren zou wat teveel van het goede zijn.

Dan blijven er altijd nog 500 pagina’s over met een overvloed aan informatie, maar allemaal uiterst leesbaar opgeschreven. Het boek is daarmee meer dan een dubbelbiografie. Het geeft een tijdsbeeld weer. Van de aristocratie in de 19e eeuw, van het muziekleven in die tijd met mensen als Wagner, Mahler, Strauss en Mengelberg. Het gaat over de invloed van het geloof, met name op huwelijken tussen protestanten en katholieken, het gaat over het feminisme en vrouwenarbeid, we gaan van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog en hiermee worden de levens verweven van de zussen, hun mannen, ouders, minnaars en kinderen.

Daarmee zindert dit boek nog een beetje na. Op persoonlijke titel gaat mijn sympathie uit naar Elsa. Dat komt omdat zij de hoofdpersoon was in mijn vorige bespreking, getrouwd was met een componist wiens muziek ik hoog acht, maar ook door de ontberingen die zij heeft moeten doorstaan. Een volledige toewijding aan haar overspelige echtgenoot, waarvoor ze zo weinig terug kreeg en waar zij zich nog schuldig gaat voelen over haar verbittering dat ze bijna geen seksueel leven had bijvoorbeeld;

De meeste menschen vragen ook teveel van het leven, ik deed en doe dat in zulke oogenblikken ook. Een altijd zonnig land is onvruchtbaar, de woestijn, en ik weet ook dat er juist in die beperking van levensvreugde de grootste waarde ligt van het leven én van de vreugde. Il faut faire la part du feu. En mijn leven is naast en door hem toch al zoo heerlijk rijk en warm.

Er staan veel brief- en dagboekfragmenten in dit boek, naast veel foto’s. Dat verlevendigt het boek. Dat geldt ook voor de talloze details, zoals wanneer de componist Schönberg op bezoek komt bij Diepenbrock;

Hij vertelde dat hij twee leerlingen had meegebracht die nog grotere kakafonikers waren dan hijzelf. Het drong tot Fons door dat de schüler waarover Schönberg sprak, beneden in de stromende regen stonden te wachten tot hun onderhoud zou zijn afgelopen. Hij liet ze druipnat naar boven komen.

Niemand minder dan de componisten Alban Berg en Anton Webern stonden lijdzaam in de regen te wachten voor Diepenbrock’s huis. Ik kan daar dagen van nagenieten.

Het is een rijk boek dus en het wordt keurig afgesloten hoe het met de hoofdpersonen afloopt. Wie wanneer overlijdt, dat zie je vaker in biografieën en dat hoort zo. Wat niet per se hoort, is dat deze biografie wordt afgesloten met de  beschrijvingen en het overlijden van de dienstboden van Elsa en Cécile; Koosje en Miss Cappelle. Personen die zij in hun leven en wij in de biografie vaak tegen zijn gekomen, maar die weinig aandacht kregen. Tot nu. Beiden hun leven lang ongetrouwd en in dienst van de familie. Dat verraste en ontroerde tegelijk.

Lees ook vooral de bespreking van Bettina hier.

9028242309.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Soms komen er ineens een aantal lijntjes samen met een boek en dat was het geval met de roman Het grote zwijgen van Erik Menkveld. Ik had dat boek al even in de kast staan en was eigenlijk een beetje vergeten waar het over ging, tot ik het uit de kast pakte.

Het is een roman over de verhoudingen en relaties tussen de componisten Alphons Diepenbrock, Matthijs Vermeulen en de vrouw van Diepenbrock, Elisabeth de Jong van Beek en Donk. Nu gaan Diepenbrock, Vermeulen en ik al even terug. Ik ken hun muziek, ik heb van Diepenbrock de eerste drie delen van zijn correspondentie in de kast staan én gelezen, ik heb deze week de dubbelbiografie over Diepenbrock’s vrouw en haar zus gekocht, ik vind de biografie over Vermeulen van Ton Braas één van de beste biografieën die ik ken en ik kwam er deze week pas achter dat de schrijver van die biografie, Ton Braas, getrouwd is met Odilia Vermeulen, de dochter van Matthijs Vermeulen en Thea Diepenbrock, die weer de dochter is van Alphons Diepenbrock en Elisabeth de Jong. Bent u er nog?

Menkveld beschrijft in zijn boek hoe de jonge criticus (hij is nog geen componist) Vermeulen met Diepenbrock in aanraking komt. Deze is getrouwd met Elisabeth, maar het is geen gelukkig huwelijk. Hij heeft een affaire met Johanna Jongkindt, die hem beurtelings aantrekt en afstoot. Fictie en feiten lopen knap door elkaar heen, zoals het ‘Blasfemie’-incident in 1912. Hierin begon dirigent Willem Mengelberg, na een doorleefde uitvoering van Diepenbrock’s Te Deum, een donderende versie van het Wilhelmus, net als Diepenbrock zijn applaus in ontvangst wil nemen. Vermeulen schreeuwt door het Concertgebouw;

‘Godverdomme! Hoe haal je het in je kop, klootzak!’ roept Vermeulen…Diepenbrock staat nog steeds aan de balustrade, met een gezicht alsof hem zojuist een kaakslag is toegediend…Vermeulen kan zijn verontwaardiging niet langer inhouden, springt overeind en begint als een bezetene met zijn programmaboekje op de balustrade te slaan. ‘Blasfemie! Blasfemie!’

Alsof je er zelf bij bent. Feitelijk gebeurt er niet zo veel in het boek. Het gaat vooral om de relatie tussen Vermeulen en Diepenbrock en Elisabeth, die later op Vermeulen verliefd wordt. Vermeulen zet zijn eerste schreden op het componistenvlak, maar heeft moeite om feedback te krijgen van zowel Diepenbrock als Mengelberg. Die laatste acht hij hoog om zijn vakmanschap, maar als mens en collega blijkt het een ander verhaal. Ook de relatie met Diepenbrock is complex. Ze kunnen het goed met elkaar vinden, maar Vermeulen schroomt niet om de waarheid in zijn kritieken te zeggen als Diepenbrock zijn eigen werken niet goed dirigeert. Dan staat hun relatie weer op springen.

Dat geldt ook voor de relatie tussen Diepenbrock, zijn vrouw en zijn minnares. Die laatste wil weten waar ze aan toe is. Ze trouwt uiteindelijk ook met een ander maar ze kunnen elkaar aanvankelijk niet loslaten. Zijn vrouw Elisabeth komt erachter en schroomt niet om op haar beurt een relatie met Vermeulen aan te knopen. Daar is ze glashelder over tegen haar man;

Op zijn verwijt dat ze Vermeulen in Holtwick had ontvangen, antwoordde ze bits; ‘Holtwick is met mijn geld gebouwd. Ik heb het ingericht en draag er alle zorg voor. Ik ontvang daar wie ik wil.’
‘Gebruik je hem om wraak te nemen op mij?’ vroeg hij nog…’Wraak?’ antwoordde ze. ‘Welnee. Ik hou van Thijs.’ En vervolgens kondigde ze aan op geen enkele manier van plan te zijn zich beperkingen op te leggen in haar omgang met Vermeulen. ‘Jij hebt je geluk gezocht bij Jo. Ik heb ook recht op geluk. De enigen met wie ik rekening zal houden zijn Thea en Johanna.’ En voor hij kon antwoorden liep ze de kamer uit.

Ik ben wel benieuwd of dit een roman voor iedereen is. Het verhaal speelt zich af aan het begin van de twintigste eeuw. Een boeiende periode, waarin de industrialisatie op gang komt en men aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog staat. Er wordt fantastische muziek geschreven, door Diepenbrock, Mahler, Strauss en Willem Mengelberg is op het toppunt van zijn roem. Als muziekliefhebber kan ik hier geen genoeg van krijgen dus ik las het boek in één ruk uit. Sterker, ik blijf nog even in die tijd want ik ben al begonnen in de dubbelbiografie over de vrouw van Diepenbrock, Elisabeth, én van haar zuster Cécile.

De auteur, Erik Menkveld is helaas overleden, maar ik vond wel een mooi interview over zijn boek op Youtube. Lees ook vooral de bespreking van Anna hier.

9200000101990343
P.S. van Jet Steinz heeft als ondertitel Van liefdespost tot hatemail: de 150 opmerkelijkste Nederlandse brieven. In dit boek brengt Steinz 150 Nederlandse (maar niet per se in het Nederlands geschreven) brieven samen van bekende en onbekende personen. Brieven die op één of andere manier getuigen van een historische gebeurtenis of typerend zijn voor een bepaalde tijdsgeest. Soms hebben ze een rel veroorzaakt of zijn ze gewoon grappig of ontroerend.

Het is geen wetenschappelijk boek maar er zijn wel bepaalde criteria toegepast. “Nederlands” was door de eeuwen heen een veranderend begrip, dus het gaat om brieven van inwoners van een gebied dat op dat moment bij (een vorm van) Nederland hoorde. Wel een brief dus van Maeyken Wens (inwoner van wat nu België is) maar toen inwoner van de Habsburgse Nederlanden en dus geen brief van de Vlaamse Willem Elsschot.

De brieven moesten ook origineel zijn overgeleverd want het mooie van dit boek is dat alle brieven als facsimile zijn afgedrukt. Verder mochten afzenders en geadresseerden maar één keer voorkomen. Desondanks lijkt het mij een immens karwei om te kiezen uit al die overgeleverde brieven.

Om die keuze wat te stroomlijnen heeft Steinz gekozen voor een thema-indeling. Zeepost, dreigbrieven, smeekbrieven, fanmail, liefdesbrieven, dankbrieven, brieven met raad enzovoort. Er zijn maar liefst dertig thema’s.

Dat resulteert in een boek dat ik maar moeilijk kon wegleggen. Je stuit al snel op een briefkaart, geschreven aan boord van de Titanic. Dan een uitgebreide brief van arts, dichter en schrijver Slauerhoff en een handgeschreven briefje uit 1753 van een vijfjarige Willem V. Dan zit je pas op pagina 35 van de 529.

Ik ben door een aantal brieven verrast. De brief van de uit Indië gerepatrieerde Tjalie Robinson aan schrijfster Maria Dermoût bijvoorbeeld, die hij als boegbeeld zag van de Indische gemeenschap maar die rol te weinig pakte in zijn ogen. Robinson loopt helemaal leeg in een getypte brief van vier kantjes;

En moeten wij soms het sprookje geloven dat onze kinderen hier in Holland zullen slagen? Néén. De Hollander is incompetent, onvolledig, beperkt. Niet omdat hij inferieur is, maar omdat zijn deur niet open staat naar de tropen…Als ik denk aan al het talent dat in drie en een halve eeuw is weggesmeten, ik huil, ik kan niet slapen. Als ik denk aan het talent dat alsnog weggesmeten zal worden, dan word ik hels.

Een andere verrassing was de brief van oud-premier Colijn, geschreven tijdens de Lombok-oorlog in 1894 aan zijn vrouw. Schokkend om te lezen dat hij vrouwen en kinderen liet executeren en dat heel matter-of-fact in zijn brief zet. Ook een brief die niet voor publicatie bedoeld was, van de PvdA-er Gerard Nederhorst aan zijn partijgenoten kende ik niet en was explosief materiaal. Het ging over het voorgenomen huwelijk van Beatrix met Claus. Daarin meldt hij;

En hiermee komen we op de persoon-Von Amsberg. Eerlijk gezegd maak ik mij persoonlijk veel meer zorgen over kroonprinses Beatrix, wier eigenzinnigheid krachtig in toom zal moeten worden gehouden…

Ze zullen er nu hopelijk om kunnen lachen maar het was een ding midden jaren zestig. Verder zijn de voorbeelden legio van brieven die je wil lezen. De reactie van Harry Mulisch op de schorsing door de bibliotheek, fanmail aan de popgroep Doe Maar, een brief van de beul van Cornelis de Witt aan diens weduwe, het briljante kleine briefje over de verwerving van Manhattan door de Nederlanders, de afwijzing van Jasperina de Jong door Wim Kan, de slechte excuusbrief van Joran van der Sloot aan de media, het advies van het jongetje Arjan Bogaard aan Joop den Uyl hoe om te gaan met de Molukse treinkapers, de sollicitatiebrief van Baantjer bij de politie. Teveel om op te noemen.

Onherroepelijk zijn de afscheidsbrieven het meest schrijnend. Of juist de brieven van mensen die niet wisten dat het hun laatste brief was, zoals die van de in Afghanistan gelegerde Mark Schouwink. Of weer juist die brieven die qua inhoud wellicht niet aanspreken, maar wel hoe ze overgeleverd zijn, zoals de brief aan Ayaan Hirsi Ali, achtergelaten op de vermoorde cineast Theo van Gogh.

Om wat vrolijker te eindigen, ik moest lachen om de brief van de firma Jamin aan acteur Albert Mol. Die had op het hoogtepunt van zijn roem beweerd dat, als hij in zijn blote kont ging staan met een bonbon in zijn hand, hij zo een ton van Jamin kon krijgen. Ik ga niet weggeven hoe Jamin reageerde, maar dat zouden meer bedrijven moeten doen.

Zoals gezegd lijkt het me een klus om te kiezen uit zoveel brieven en wellicht komt er nog een keer een vervolg. Het idee is niet helemaal nieuw want in 2014 kwam Letters of Note uit van Shaun Usher. Dat is de internationale pendant van dit boek, waarvan ik de Nederlandse vertaling net in huis heb, Brieven van belang.

Waar ik altijd wel foutjes in boeken ontdek heb ik die nu eerlijk gezegd niet gezien. Even veerde ik op bij een emigrantenbrief uit Toronto, Australië. Toronto ligt natuurlijk in Canada… Tot ik las dat de brief eerst naar Toronto in Canada gestuurd was, terwijl er toch duidelijk Toronto in Australië op stond. Ik leer steeds weer bij.

9028290052.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
De IJssel stroomt feller dan de Amstel gaat over de herinneringen van boekverkoper, uitgever en schrijver Ad ten Bosch. Ik houd van verhalen uit de literaire wereld dus ik was benieuwd en mijn verwachtingen zijn ten dele ingelost.

Het boek begint eigenlijk als een autobiografie. Verhalen over zijn grootouders, zijn ouders en zijn lagere schooltijd, het wonen boven de boekhandel van zijn vader en verblijf in Canada als twintiger waar hij vrachtwagenchauffeur was bij de mijnen. Eerlijk gezegd boeide het boek mij nog niet maar…ik had al gezien dat verderop hoofdstukken zouden komen over Jeroen Brouwers en Gerrit Komrij dus ik bleef lezen.

Na zijn Canadese avontuur neemt Ten Bosch de boekenwinkel over van zijn vader in Zutphen. Al doende leert hij en zo blijkt het lastig om een lening los te peuteren voor een verbouwing. Gaandeweg krijgt het boek een wat meer anekdotisch karakter en dat bevalt mij beter. Zo krijgt Ten Bosch een veeg uit de pan van dichteres Ida Gerhardt omdat haar bundel Het sterreschip niet in de winkel ligt. Toch worden ze vrienden en die vriendschap loopt als een rode draad door het boek heen.

De avonturen met Johan Polak zijn hilarisch. Polak sleept de auteur mee een seksshop in ‘aangezien er die avond een jongetje op bezoek kwam.’ Uiteraard loopt hij bij het verlaten van de shop een klant tegen het lijf.

Als hij denkt aan zijn lerares Frans, mevrouw A. Goudeket, komt de literatuur ook dichtbij. Zij was een nichtje van de Franse schrijfster Colette, waarvan de derde echtgenoot Maurice Goudeket heette. Dat zijn anekdotes die ik wèl leuk vindt.

De ontmoetingen met Jeroen Brouwers zijn ook weinig verhullend, zoals toen deze om het boekenweekgeschenk kwam in de winkel;

Tegen sluitingstijd van die laatste zaterdag voerde mijn moeder aan de kassa een gesprek met een teleurgesteld man. Hij had zich op het geschenkje verheugd en bleef maar tegen moeder zeuren…Om van hem af te komen beloofde ze hem haar eigen exemplaar, dat thuis lag…Met enige verbazing zag ik hoe de man zweette en beefde.
‘Mag ik uw naam en adres?’ vroeg moeder.
‘Jeroen Brouwers.’
‘De Jeroen Brouwers?’ vroeg ik. Ik kon niet geloven dat ik met de schrijver van doen had. Even hiervoor had ik een foto van hem in de krant gezien…Daarop herinnerde hij me aan de jongste broer van mijn moeder, een grote, slanke en knappe man. Ik keek echter naar iemand die niet groot was en ook niet slank, wel met een goeie kop, waar de drank flink doorheen was gegaan…

Zo worden schrijver Jan Siebelink, documentairemaakster Sunny Bergman en zelfs zijn eigen broer ook aardig te kijk gezet in dit boek.

Ten Bosch gaat uitgeven bij Athenaeum – Polak & Van Gennep en pendelt in die tijd op en neer tussen Amsterdam en Zutphen, waar hij ook nog met de winkel bezig is. Ook gaat hij met wisselend succes romans schrijven. Leuk om te lezen, maar interessanter zijn toch de wonderlijke beschrijvingen van alle personages in zijn leven. Van zijn ex-vrouw met wie hij in een vechtscheiding ligt, Jean-Pierre Rawie die wordt herkend door de vriendin van de auteur (leest u zelf maar waar die elkaar zijn tegengekomen) en van zijn bijna vechtpartij met Michaël Zeeman op het boekenbal (“Hoe goed ben jij tegen mannen? Iedereen weet dat je vrouwen eenvoudig van de trap af mept”). Nietsverhullend dus, best verfrissend af en toe.

download
De geschiedenis van Nederland in 100 oude kaarten van Marieke van Delft en Reinder Storm is een groot boek van 34 x 29 cm en zo’n 387 pagina’s dik. Het moet ook een groot boek zijn, want die 100 kaarten worden soms paginagroot, maar ook vaak over twee pagina’s afgedrukt. Niet iets voor je e-reader, het is een feest voor het oog.

In de inleiding geven de auteurs een inkijkje in de doelstelling van en de werkwijze bij het samenstellen van dit boek;

Bij de keuze van kaarten en onderwerpen is een tweesporenbeleid gevolgd. In overleg met kaarthistorici Peter van der Krogt en Bram Vannieuwenhuyze hebben we een lijst opgesteld van belangrijke kaarten van de Nederlanden. Vervolgens is een overzicht gemaakt van belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van Nederland en zijn daar, voor zover mogelijk, de kaarten aan verbonden…Wie alle stukken uit dit boek na elkaar leest, verwerft op soepele wijze inzicht in de grote lijnen en belangrijkste ontwikkelingen van de geschiedenis van ons land.

Dat heb ik gedaan en het klopt. Nu was die kennis niet eens het hoofddoel, ik was gewoon steeds weer benieuwd welke kaart ik nu weer voor me zou krijgen. Het procedé is steeds hetzelfde. Er wordt een kaart getoond, bijvoorbeeld die van Adriaen Coenen uit de 16e eeuw van de Noordzee, en er volgt in twee pagina’s een toelichting over (in dit geval) de haringvisserij in de zestiende eeuw. Zo wandel je door de geschiedenis vanaf de eerste tot en met de twintigste eeuw. De onderwerpen zijn enorm divers. Het gaat over de eerste Batavieren, de Sint-Elisabethsvloed, de drooglegging van de Beemster, de eerste harde verbindingsweg in Nederland, Nieuw-Amsterdam (New York) ten tijde van het Nederlands bestuur, het slavernijverleden, Nederlands-Indië, de handel met Japan via het eilandje Deshima, de wereldtentoonstelling in Amsterdam, de Jodenvervolging, de Elfstedentocht, Schokland, de eerste autokaarten en treinverbindingen enzovoort. Ik bleef lezen.

De Atlas Maior van de beroemde cartograaf Joan Blaeu ontbreekt niet, evenmin als de Bosatlas. Ook de vloerkaart in het Koninklijk Paleis op de Dam staat erin. Indrukwekkend is ook de kaart op een wandtapijt over het Leidens ontzet uit de 16e eeuw.

Soms gaan de verhalen ook over hoe de kaarten tot stand zijn gekomen. Niet zozeer het maken van de kaart zelf, maar wel de meetmethoden die gebruikt werden. De belangrijkste daarvan was de zogenaamde driehoeksmeting;

Driehoeksmeting gaat uit van het meetkundig beginsel dat, als er van een driehoek twee hoeken en de lengte van de tussenliggende zijde bekend zijn, de derde hoek en de lengte van de twee overige zijden uitgerekend kunnen worden…Eerst wordt in het land een netwerk van driehoeken uitgezet. Voor de hoekpunten worden hoge plaatsen uitgezocht, waarbij een vereiste is dat vanuit elk hoekpunt de twee anderen zichtbaar zijn. Voor deze punten werden in ons land meestal kerktorens gebruikt.

Er werden de meest fantastische kaarten mee gemaakt, zoals de onderstaande, zeer gedetailleerde kaart uit 1712 van ’t Hooge heemraedschap van Delfland van Nicolaas en Jacob Kruikius. Minder fantastisch, maar wel heel leuk is de fietskaart van Amsterdam, compleet met pijlen voor de juiste fietsrichting. Gemaakt voor (en ik houd van dit soort weetjes) Johan Koopmans & Co, importeur voor Crescent Cycles. Koopmans was agent voor veel Amerikaanse fabrikanten van onder meer metaalwaren, rijtuigen, meubelen, klokken én…zelfrijzend bakmeel. En dat staat nog steeds hier in de supermarkt.

Grimmiger is de kaart met de positie van de zogenaamde ‘Dodendraad’, het hek dat Duitsland langs de gehele Belgische grens bouwde om een vlucht naar Nederland te voorkomen in de Eerste Wereldoorlog. Omdat elektriciteit relatief nieuw was, vielen er veel doden te betreuren door onbekendheid met dit fenomeen.

Op een paar schoonheidsfoutjes in wat woordafbrekingen en een Franse Zonnekoning Lodewijk XIC (?) is de uitgave verder prachtig verzorgd. Dit zijn boeken om vaak in te kijken.

atlas_0718_005