
Onder de zoden van de Ierse schrijver Máirtín Ó Cadhain (1906-1970) is een roman met een uiterst originele invalshoek. Alle hoofdpersonen zijn namelijk overleden en liggen begraven op een kerkhofje in Conamara aan de Ierse weskust.
Dat die personen overleden zijn wil niet zeggen dat ze ook stil zijn. Het is namelijk een in dialoogvorm geschreven roman van maar liefst 411 pagina’s. Dat is niets te lang, het is een feest om te lezen.
Onder de zoden verscheen in 1949 eerst als feuilleton in The Irish Press. Het geldt als de eerste modernistische, Ierse roman en is oorspronkelijk in het Gaelic geschreven. Dat heeft te maken met het politieke activisme van de auteur, die tijdens de Ierse burgeroorlog in 1923/24 aan de zijde vocht van de IRA, die tegenstanders waren van de Ierse deling.
Nu is het Gaelic zelfs in Ierland geen gemeengoed, dus het is mooi dat er een vertaler in de persoon van Alex Hijmans is gevonden die het heeft aangedurfd dit werk te vertalen, want het verdient het om gelezen te worden.
Naast een inleiding van auteur Rashid Novaire geeft vertaler Hijmans ook nog een toelichting op het boek;
Ó Cadhain had een broertje dood aan wat ik hier Algemeen Beschaafd Iers zal noemen. Hij schreef in het schelle, rauwe dialect van Conamara…Ik heb ervoor gekozen alle door Ó Cadhain zelf bedachte plaatsnamen te vertalen; aan Nóra van ginder bij het schrale veld’ heeft een Nederlandse lezer nu eenmaal meer dan aan ‘Nóra uit Gort Ribeach’, vooral omdat Gort Ribeach niet in het echt bestaat en dus op geen enkele kaart te vinden is.
Een klein kerkhof dus tijdens de Tweede Wereldoorlog en de meest verse overledene bij het begin van het verhaal is Caitríona van kleine Pádraig. Zij heeft twee zussen, Nell en Baba. Nell kan ze niet uitstaan en Baba woont in de Verenigde Staten en op haar erfenis wordt met smart gewacht. Vanaf het moment dat ze begraven is, gaat Caitríona los en de eerste zin zet meteen de toon;
Lig ik nou op het perceel van een pond of op het perceel van vijftien shilling? Of zijn ze helemaal van de pot gerukt en hebben ze me, tegen al mijn aanwijzingen in, toch op het perceel van een halve guinea gegooid?
Het maakt haar nogal uit waar ze ligt en ze moet en zal een kruis op haar graf hebben van grijs kalksteen van het eiland. Dat is een ding en komt het hele boek door terug. Er komt heel veel terug en dat heeft te maken met die feuilletonvorm waarin de roman verscheen, maar ook in het boek werkt dit prima. Uiteraard bevind Caitríona zich in het gezelschap van al die andere doden en alle laatste nieuwtjes worden uitgewisseld. Dat gaat bijna uitsluitend al mopperend en scheldend waarbij Caitríona haar ooit beste vriendin Muraed bijna altijd wel aanroept;
Teef van het schrale veld! Vuile so and so! Jullie moeten haar niet geloven! Jullie moeten haar niet geloven! Muraed! Hé Muraed!…Hoor je wat Nóra van de Vieze Voeten zegt? En dat liegbeest van een Kitty?…Ik ontplof!
Ze ontploft bijna aan het eind van ieder hoofdstuk en het is hilarisch om te lezen. Toch is er ook een minder hilarische kant, want het verhaal geeft ook iets weer van de sfeer in het midden van de vorige eeuw op het Ierse platteland. Hard werken voor weinig geld en een grote sociale controle. Ook de volksverhalen spelen een rol in het boek;
…Weet jij eigenlijk wel, beste vriend, waarom de grond in de streek Conamara zo arm en zo schraal is?…
Alsjeblieft zeg, Cóili, alsjeblieft. Vanwege de ijstijd natuurlijk…
Ach, hou toch op! IJstijd m’n reet! Het was de vloek van Cromwell. Toen God de duivel naar de hel verbande, toen is dat op een haar na mislukt. De duivel is hier uit de hemel gevallen. Hij en de aartsengel Michaël hebben hier een zomer lang met elkaar gevochten. Bij die worstelpartij hebben ze hier al het land van de aardkorst losgetrokken…
Let wel, het zijn uitsluitend de doden die hier spreken hè. Die doden liggen wel stil maar zijn behoorlijk druk. Zo richten ze een Rotary Club op, kiezen voorzitters en sommigen laten zich cultureel onderleggen. Ze doen het zoals ze leefden boven de grond, altijd met een hoop gemopper en gescheld. Eén van de mooiere stukken is het deel waarin iedereen kwaad is op iedereen en ze elkaar de meest verschrikkelijke manieren toewensen om dood te gaan. Subtielere satire zit er ook in (‘daar kan ik mee leven’) maar het is genieten als de hele bende ruzie maakt. Nog één voorbeeld dan, over wie nu wie heeft afgelegd;
…Ik was degene die al jullie lijken heeft afgelegd, beste buurtjes…
En je hebt prima werk geleverd, Kleine Cáit, dat moet gezegd…
Ik was degene die Siúán van de winkel heeft afgelegd…
Je verkoopt leugens. Mijn dochters zouden jou geen snuifje hebben gegund van de lucht in de kamer waar mijn lijk lag opgebaard. Stel je voor! Jouw poten aan mijn lijk!…
Bij Siúán was zelfs de lijkenlucht op rantsoen, Cáit…
Vertaling: Alex Hijmans