archiveren

Maandelijks archief: maart 2024

Possibilities is de autobiografie van de Amerikaanse jazzpianist en componist Herbie Hancock (1940). Uiteraard is hij als klein ventje uitermate begaafd op zijn instrument en met 11 jaar treedt hij al op met het Chicago Symphony Orchestra om een Mozart-pianoconcert te vertolken. Hij leest prima van blad maar dan komt hij in aanraking met een lokale pianist, Don Goldberg, die het in zijn oren allemaal anders doet;

I had been playing classical music since I was seven, so I was pretty good at reading music, but Don could do something on my instrument that I couldn’t. He was creating the music himself, in the moment, rather than reading it off a page.

Don speelt jazz en raadt Hancock aan te luisteren naar de platen van George Shearing en later Oscar Peterson en dat doet hij. U begrijpt, klassieke muziek moet plaats maken voor de improvisatie van de jazzmuziek.

Tijdens zijn studie in Iowa duikt hij in de muziek en leert arrangeren. Hij speelt, valt op en mag zowaar met Coleman Hawkins optreden. Dan wordt hij gevraagd om in te vallen in de band van trompettist Donald Byrd. Dat doet hij zo goed dat ze hem voor vast willen en hij verhuist naar New York.

Donald Byrd wordt een soort mentor en als Hancock een album voor Blue Note mag opnemen raadt Byrd hem aan de rechten van zijn eigen nummers bij zich te houden, iets dat hem later veel geld oplevert. Zijn nummer Watermelon Man op zijn debuutalbum Takin’ Off wordt namelijk een wereldhit, ook omdat Mongo Santamaría er later een beroemde latin-versie van maakt. Dan belt Miles Davis…

Davis heeft gehoord van die jonge ambitieuze pianist en vraagt hem voor zijn sextet. Het levert prachtige verhalen op waarbij ik hier meer over Miles Davis leer dan uit zijn eigen autobiografie. Davis daagt zijn spelers uit en wordt er zelf beter door. Soms breekt Hancock zijn brein over wat Davis bedoelt;

Miles came up behind me onstage and whispered five words into my ear: “Don’t play the butter notes.”
I had no idea what he meant, but I knew that if he’d bothered to say it, it was important. So I started to mull it over.

Het is mooi om te lezen hoe die woorden hem beter doen spelen. Minder mooi is dat Hancock de cocaïne en lsd ontdekt, iets dat in die tijd overal verkrijgbaar was in de jazzscene. Wel weer mooi is dat hij Gigi ontmoet, de vrouw waar hij nog steeds mee getrouwd is. Als hij bij Miles Davis weg gaat vormt hij zijn eigen sextet. Vanaf hier is het één grote muzikale belevenis want Hancock ontwikkelt zich voortdurend. Miles Davis had hem al attent gemaakt op de elektronische piano en hij gaat muziek componeren die zich verwijdert van de traditionele jazz.

Zijn band krijgt een Swahilinaam en dat wordt de Mwandishiband. In het boek wordt mooi beschreven hoe zijn nieuwe muziek tot stand komt. Het is geen muziek voor miljoenen en het wordt niet veel verkocht maar de spelers voelen elkaar prima aan en voor Hancock is het muziek die hij moet maken.

Omdat hij zich blijft ontwikkelen doekt hij de Mwandishiband toch op en wil meer de funk-kant op. Met zijn nieuwe band maakt hij het album Head Hunters en dat wordt een grote hit. Het is jazzfunk die een groot publiek aanspreekt. Intussen heeft hij ook filmmuziek geschreven voor de film Death Wish met Charles Bronson.

Privé gaat het ook goed en is er een dochter geboren. Hancock heeft zich bekeerd tot het Boeddhisme en dat maakt een groot deel uit van zijn leven. Ik heb recensies gelezen over dit boek waarin men vond dat zijn verhalen over zijn geloof en zijn recitaties teveel waren maar dat vind ik niet. Met enige regelmaat haalt hij zijn geloof aan, maar hij gebruikt het om tot inzichten of oplossingen te komen dus het stoorde mij niet.

Hancock is steeds meer geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen zoals synthesizers en computers. Dat is ook terug te vinden in zijn muziek en er passeren veel van zijn albums de revue. U leert zo veel over zijn ontwikkeling en hoe zijn muziek tot stand komt. Hij vergeet ook zijn roots niet en toert ook met de oude leden van het Miles Davis sextet, zonder Miles Davis zelf weliswaar.

Toch gaat het weer kriebelen en Hancock zoekt aansluiting bij jongere generaties. Op zijn album Future Shock is de laatste trend te horen, het ‘scratchen’, en het openingsnummer Rockit zal zelfs de ultieme hiphop-plaat worden, niet in het minst door de video die vaak op MTV te zien is. Toch is niet iedereen gecharmeerd van de richting die Hancock op wil, ook zijn producer niet. Hancock is er een beetje klaar mee;

“When I stopped playing classical music and went to jazz, I got crap for it. When I left jazz to do space music, I got crap for it. When I left space music to do funk. I got crap for it. And when I left funk to do what I’m doing now, I’m still getting crap for it.”

Gelukkig houdt hij voet bij stuk en zo leest u over zijn album The New Standard waarin hij onderzoekt hoe bekende nummers nieuwe ‘standards’ kunnen worden, hoe hij een album maakt rondom de teksten van Joni Mitchell in River; The Joni Letters, hoe hij een album construeert rondom het werk van de componist Gershwin, hoe hij prominenten als John Mayer, Christina Aguilera en Paul Simon laat zingen op zijn album Possibilities en hoe hij nummers in zeven talen opneemt op zijn album The Imagine Project.

In het boek staat hij ook stil bij de dood van zijn zus Jean, bij het afkicken van cocaïne en later crack, bij de Oscar die hij krijgt voor zijn filmmuziek bij de film Round Midnight en wat hij in een bootje doet met Kermit en Miss Piggy op een rivier in Gambia. U wilt het niet missen.

Uiteraard is een autobiografie nooit de meest kritische blik op iemands leven, maar het is wel interessant om de gedachten van Hancock te vernemen over de muziek die hij maakt en het heeft mij veel van die muziek doen beluisteren.

A Jazz Odyssey; The Life of Oscar Peterson is de autobiografie van de Canadese jazzpianist Oscar Peterson (1925-2007). Hij noemt het zelf een autobiografie maar dit boek van 337 pagina’s is geen lineair verhaal over zijn leven en carrière. Het zijn meer impressies van een muzikantenleven. Veel hoofdstukken over een groot scala aan onderwerpen, maar desalniettemin prettig om te lezen.

Enige mate van chronologie zit er wel in want Peterson begint over zijn jeugd. Zijn vader vindt het bespelen van een instrument onmisbaar in de opvoeding dus komt er een piano en de bijbehorende oefeningen. Peterson speelt ook kornet ernaast maar krijgt tuberculose wat hem verhindert zich verder op de kornet te bekwamen. De piano blijft over.

Op een moment neemt zijn vader een album mee van pianist Art Tatum;

“Tell me what you think of this piano player.” I later found out it was Art Tatum playing the Tiger Rag. My first reaction was to laugh, because here was my Dad trying to fool me with a recording of two piano players. He asked me what I was laughing at and I replied that I was on to his joke and that I knew it was two pianists. He seemed to take a lot of pleasure informing me that this was one man – and blind at that!

Het opent een nieuwe muzikale wereld voor hem en slaat fanatiek aan het oefenen. Hij gaat spelen in het Johnny Holmes Orchestra waar hij ook leert arrangeren. Later formeert hij zijn eigen trio, maakt opnames en leert Norman Granz kennen. Die zou erg belangrijk worden voor zijn carrière.

Granz is de organisator van Jazz At The Philharmonic, een concerttour waarin hij alle grote jazzmusici laat optreden en touren. Peterson, Ella Fitzgerald, Coleman Hawkins, Lester Young en nog heel veel anderen en een groot deel van dit boek gaat over deze optredens. Granz zou ook optreden als de manager van Peterson en had ook grote betekenis als voorvechter van rassengelijkheid, want hij weigerde om zijn artiesten te laten optreden op concerten waar niet iedereen welkom was. U leest in een later blog wat meer over hem.

Peterson is in zijn boek al snel aanbeland in de Verenigde Staten waar hij zijn debuut maakt in Carnegie Hall. Hij raakt snel thuis in de jazzscene daar en komt op een feestje thuis bij zangeres Billie Holiday. Dat geeft een aardig inkijkje uit de eerste hand…als Peterson de trap oploopt moet hij de vaste begeleider van Holiday ontwijken die de trap afgegooid wordt. Tegen hem doet Billie wel aardig;

“Oh, just step over that son of a bitch and come right up, Honey.”

 Zoals gezegd wordt er ruim aandacht besteed aan de optredens met Jazz At The Philharmonic en het leven onderweg in de bus en in de hotels. Aan anekdotes geen gebrek zoals wanneer Peterson op zijn kont wordt geslagen door Dizzy Gillespie als hij zich aan het scheren is of wanneer hij voor de trompetspeler van het spul wordt aangezien. Hilariteit, maar ook mooie verhalen zoals wanneer al die grootheden voor hun eigen plezier muziek gaan maken in de bus;

I remember Ella asking Roy Eldridge if he recalled the way that Billie Holiday used to do this or that tune. Upon which Lady Fitz launched into a “Lady Day” version of What A Little Moonlight Will Do. She glanced around at Herbie Ellis, gesturing for him to get his guitar, which he did, supplying her with that beautiful soft-finger strum as only he can do. Out of nowhere, Roy uncased his horn, put in the mute, and commenced playing a beautiful obbligato to her vocal…Here was this great big Greyhound bus rolling down the Kansas highway on a picture-perfect evening: inside some of the greatest jazz people that could ever be mustered at any one place and at any given time. There sits Ella in het seat, her eyes closed, totally engrossed in making each word of the lyric count to its fullest. Behind her sits Herbie Ellis, his guitar perched across his knees playing a soft accompaniment, while Roy Eldridge and Lester Young engage in playing soft, sensitive lines behind her. Ray Brown somehow manages to balance himself and his bass in the aisle in order to lend Fitz his support. She sang her heart out, song after song, and we all applauded and grinned in excitement and appreciation, for we all knew that we were a part of a very special “musical moment.”

Misschien wel het mooiste fragment in het boek. Peterson gaat in op veel collega’s waarmee hij samenwerkt en pikt er bassisten en drummers speciaal uit. Met veel kan hij goed opschieten, met anderen, zoals drummer Buddy Rich, wat minder;

During one number he happened to look down and saw me. He leaned over my way and said, “You hate me, don’t you?” When I nodded, he replied, “Yeah, but I can play these God-damn drums!”

Dat geeft Peterson ook grif toe. Hij beschrijft verder diverse albums die hij opneemt. Niet allemaal, dat zijn er teveel, maar wel zijn prachtige album Night Train dat u als jazzliefhebber in de kast dient te hebben. Maar ook zijn bewerking van Gershwin’s opera Porgy and Bess die hij opneemt met gitarist Joe Pass en waarin hij klavecimbel speelt. Ik ben minder gecharmeerd van het album dat hij opneemt ter ere van het huwelijk van prins Charles en Diana, A Royal Wedding Suite. Iets teveel drama en een onsamenhangend geheel wat mij betreft.

In korte hoofdstukken gaat Peterson in op zijn huwelijken en zijn kinderen, op zijn heupoperaties, artritis en de beroerte die hij kreeg, op de beste hotels onderweg en op de rassenproblematiek die hij ook ervaart. Daardoor zijn het meer schetsen dan een volwaardige autobiografie, maar heb ik toch weer een schat aan muzikale informatie opgedaan, zoals de ballad Emily, gespeeld door saxofonist Zoot Sims. Het deed Peterson onbedaarlijk huilen, zo mooi vond hij het. Die uitwerking had het bij mij nu ook weer niet maar het doet mij wel luisteren en ontdekken en dat is de winst van dit soort boeken.

Op mijn reis door de jazzwereld ben ik aangekomen bij de Amerikaanse tenorsaxofonist Stan Getz (1927-1991). Donald L. Maggin schreef zijn biografie in 387 pagina’s met als titel Stan Getz, A Life in Jazz.

Getz wordt geboren uit Oekraïense voorouders en groeit op in een Joods milieu in de arme wijk East Bronx in New York. Zijn vader verdient weinig en Stan moet het waarmaken als dokter of advocaat maar u voelt hem al aankomen; het ventje heeft muzikaal talent, kan vreselijk goed van blad lezen en nog beter partijen onthouden en viert dat bot op een tenorsaxofoon. Met veertien jaar speelt hij al in een band en verbaast hij iedereen. Ook trompettist Shorty Rogers;

I listened, and to my amazement he never made one mistake. Then we did a Glenn Miller thing, “In the Mood,” and he stood up and played Tex Beneke’s solo…with the same sound and everything…”

Hij wordt opgemerkt en gaat bij de bigband van trombonist Jack Teagarden spelen. Dat is geweldig vanwege de leerschool en niet geweldig vanwege de alcohol. Hij leert er behoorlijk innemen en raakt verslaafd. In Los Angeles gaat hij bij de bigband van Stan Kenton spelen en wordt steeds beter en steeds meer verslaafd, nu ook aan de heroïne.

Ondertussen beluister ik de muziek van Getz en met het boek in de hand wordt duidelijk waar zijn kwaliteiten liggen en wat hem onderscheidt van andere tenorsaxofonisten. Het is een melodicus pur sang met een lichte toon, uit de school van Lester Young. Maggin zegt hierover in zijn voorwoord;

The essence of his art was the ability to create fresh and beautiful melodies, to improvise; he was a giant of instantaneous composition…He made his conversations with his listeners particularly moving, because he added to his gift for melody a mastery of a wide range of sound – whisper, cries, shouts, purrs, wails.

Wilt u een voorbeeld; zoekt u eens het nummer Blood Count op van zijn album Pure Getz. Een nummer dat componist Billy Strayhorn schreef op zijn sterfbed en dat Getz zo prachtig vertolkt dat het direct tot mijn favoriete ballads gerekend wordt.

Maar Getz legt wel een weg af om tot dat vakmanschap te komen. Hij speelt bij de bands van Woody Herman, Benny Goodman en Jimmy Dorsey. Hij maakt zich de bebop eigen met trombonist Kai Winding en wordt met Miles Davis gerekend tot de frontmannen van de cooljazz. Hij is van alle markten thuis.

Privé is het aanpoten. Hij trouwt met de ook verslaafde Beverly en krijgt met haar drie kinderen. Hun verslavingen kosten veel geld en Getz wordt gearresteerd na een mislukte poging tot roofoverval op een apotheek. Het helpt niet dat hij vanuit het tegenoverliggende hotel de apotheek opbelt om zich te verontschuldigen. Hij zit er uiteindelijk zes maanden voor vast.

Alcohol en drugs zorgen voor veel ellende en geweld en Getz krijgt een relatie met de Zweedse Monica. Ook haar mishandelt hij vaak maar ze besluiten toch te trouwen na de scheiding van Beverly, die overigens zwaar gewond in het ziekenhuis ligt na een auto-ongeluk, waarbij ook de zoon van Stan en Beverly zwaar gewond raakt. Met Monica zou hij ook twee kinderen krijgen.

Ze wonen even in Kopenhagen maar keren terug naar de Verenigde Staten. Daar is de bossanova dan populair en het bezorgt Stan Getz één van zijn grootste hits als hij met de Braziliaanse João Gilberto en zijn vrouw Astrud Gilberto het album Getz/Gilberto opneemt met de millionseller The Girl From Ipanema.

Privé blijft het zwaar en hj doet een zelfmoordpoging na een depressie. Zijn vrouw Monica dient hem jarenlang stiekem ‘Antabuse’ toe, een goedje dat ze door zijn drinken en eten mixt en dat ervoor zorgt dat je na alcoholgebruik vreselijk ziek wordt. Zo probeert ze zijn verslaving én zijn vreselijke woedeuitbarstingen in toom te houden. Het zal later een rol spelen in een langlopende rechtszaak tussen Stan en Monica.

Spelen doet hij wel en hij maakt veel plaatopnames en verdient er geld mee. Hij ontmoet een nieuwe vrouw, Jane Walsh en hij wil scheiden van Monica die niet zomaar akkoord gaat. Na jaren lukt het Getz om af te kicken van drugs en alcohol. Het valt hem zwaar, zoals Jane Walsh zich herinnert bij een plaatopname;

He got halfway through the session and he called me up and said, “I can’t go through with it. I think I’m going to drink.” And I said, ”No, you’re not. You’ve got a lot of loving friends. You’ll be fine.” I swear, they really say your faith comes out. He said, “I’m going to try” and got of the phone and made it through without a drink.

De auteur laat het je door deze citaten allemaal van dichtbij meemaken en des te harder komt de klap aan voor Getz en voor u als lezer als hij het bericht krijgt dat hij leverkanker heeft. Die gaat even in remissie maar hij zal er uiteindelijk aan overlijden, niet voordat hij overigens nog eens van partner is gewisseld. Exit Jane Walsh, Samantha Ceseña had de toekomstige bruid moeten worden.

Het boek is in een prettige stijl opgeschreven en biedt talloze luistertips omdat veel albums uitgebreid worden besproken. Natuurlijk Pure Getz en Getz/Gilberto, maar ook het album Focus is een must waarop hij een stuk speelt dat voor hem is gecomponeerd en waar klassieke muziek de jazz ontmoet. Het is het album waar hij het meest trots op is.

 Ook de albums die hij maakte met andere artiesten als Oscar Peterson, Gerry Mulligan, J.J. Johnsen, Chet Baker, Chick Corea en Cal Tjader zijn erg de moeite waard, net als zijn albums Dynasty (een energieke live-opname uit de Britse jazclub Ronnie Scott’s) en het album Billy Highstreet Samba. Die laatste is opmerkelijk omdat die vernoemd is naar de dsetijds 24-jarige Nederlandse student Billy Hoogstraten. Die hielp parttime de Nederlander Wim Wigt bij het plannen van een Europese tour van Getz en raakte goed bevriend met hem. Bovendien is dit album het enige album waarop Getz een opname heeft gemaakt op de sopraansaxofoon.

Een prima boek dus met als enige omissie een discografie, die zie ik altijd graag toegevoegd.

Het muziektijdschrift Rolling Stone beschreef hem als ‘the missing link’ tussen Duke Ellington en Public Enemy maar het is een fenomeen op zichzelf, Sun Ra (1914-1993). Amerikaans jazzcomponist, bandleider, piano- en synthesizerspeler en dichter. Bekend om zijn theatrale voorstellingen, zijn ‘kosmische’ filosofieën, experimentele muziek en zijn omvangrijke nalatenschap.

John F. Szwed heeft dit alles getracht te vatten in zijn biografie Space is the Place; The Lives and Times of Sun Ra. Het is een boek van 388 pagina’s leeswerk met een aantal foto’s, maar gaat u vooral de muziek erbij opzetten en u bent klaar voor een fijne intergalactische trip.

Het begint natuurlijk bij het begin als Sun Ra nog gewoon Herman Blount heet en hij in Birmingham, Alabama ter wereld komt. Hij blijkt een fenomeen op de piano en leest alles van blad wat hem voor de neus komt. Dat is niet het enige dat hij leest. Hij begraaft zich in de Bijbel en boeken over andere wereldreligies, in boeken over numerologie, oude beschavingen en dan met name de Egyptische beschaving, wetenschappen en astrologie.

Muzikaal is het nog te overzien. Hij belandt in de big band van Fletcher Henderson en schrijft arrangementen voor de band. Toch gaat hij ook voor zichzelf componeren en hoewel hij zegt voort te komen uit de oude jazztraditie, is wat hij maakt toch heel andere koek. Niet iedereen kan daar mee overweg, maar meesters als Duke Ellington en Coleman Hawkins onderkennen zijn kwaliteit. Als jazzbarones Nica zo haar twijfels heeft over Herman Blount bevestigt Hawkins haar;

“Yes, that’s the only person who wrote a song [an arrangement to “I’ll Remember April”] I couldn’t play”.

Herman Blount wist langzamerhand de banden met zijn verleden en zijn familie en vertelt een verhaal over een ervaring die hem op de planeet Saturnus deed belanden. Daar kreeg hij te horen dat hij naar aarde was gezonden om met de wereld te communiceren door zijn muziek. Hij zal het verhaal tot zijn dood blijven volhouden en wijdt zich volledig aan die missie. Geen alcholol, geen drugs, geen relatie, minimaal slaap en alleen maar muziek.

Hij noemt zich Le Sony’r Ra, of Sun Ra en richt een orkest op dat hij The Arkestra noemt. Een samenvoeging van ‘Arch’ en ‘Orchestra’ waarin de boog staat voor de verbinding tussen twee werelden. Het lijkt allemaal een fantastische act, maar we moeten de man niet onderschatten. Hij zou met het orkest meer dan 100 elpees opnemen en hij houdt het orkest, in diverse samenstellingen, meer dan 40 jaar bij elkaar. Dat kan zelfs Duke Ellington niet zeggen.

Maar een fantastische act is het ook weer wel, zij het in positieve zin. Sun Ra schaft zich synthesizers aan en dost zichzelf en zijn orkest uit in allerlei gewaden. Egyptische en later futuristische kledij. Er staan talloze muzikanten op het podium die uitputtende repetities achter de rug hebben voor ze een lang optreden moeten verzorgen. Die optredens zijn ware happenings;

When the curtain rose they saw Sun Ra dressed in a gold headband and black-and-gold-spangled cape, the stage overflowing with domestic, exotic, and homemade instruments like the fireplace (tuned logs), the sun harp (Ukranian bandura), and the flying saucer (which turned out to be a silent-running version, with flashing red, green, and white lights). When they began to play there were recitations and chanted songs, a chorus of rhythm instruments surfacing under piercing flute solos, a furiously bowed bass, threatening bottom-heavy ensembles of horns, and weaving through it all, Sun Ra, moving about the stage conducting, carrying the flying saucer, or using his cape as a prop.

Als dan ook het hele spul in processiegang door het publiek gaat lopen begrijpt u, dit is geen zaterdagavondcombo waar u naar gaat luisteren. Ook de critici zijn verdeeld maar beseffen, dit is anders dan we tot nu toe hebben gezien en we hebben een heel andere woordenschat nodig om dit te beschrijven.

Ook de musici vinden het niet altijd even makkelijk. Het is fascinerend om te lezen hoe hij zijn muzikanten instrueert en wat zijn gedachten over muziek zijn. Zo vertelt hij zijn fagotspeler James Jacson;

‘Jacson, play all the things you don’t know. You’ll be surprised by what you don’t know. There’s an infinity of what you don’t know….”You know how many notes there are between C and D? If you deal with those tones you can play nature, and nature doesn’t know notes. That’s why religions have bells, which sound all the transient tones. You’re not musicians, you’re tone scientists.’

Hij vindt dat er geen foute noten zijn. Als iemand vals speelt, dan past het orkest zich aan en speelt iedereen vals zodat het weer goed klinkt. Hij kan zelf ineens dissonante noten gaan spelen tijdens een optreden om de boel te ontregelen of één speler instrueren om de hele avond tegen het spul in te spelen. Dit alles is is geen gimmick, want Sun Ra voert dit door in alles wat hij doet. Steeds op zoek naar verandering. Hij bestelt geen twee keer hetzelfde eten of drinken. Als hij koffie met suiker bestelt dan bestelt hij daarna water met suiker. Hij draagt zijn kostuums ook buiten zijn optredens en als iemand met hem in gesprek raakt kan hij zich ineens in een verhandeling bevinden waarom er in de naam ‘Jerusalem’ de letters ‘USA’ staan, of waarom zijn naam ‘Ra’ voor en achter de orkestnaam ‘Arkestra’ staat.

Zoals gezegd heeft Sun Ra erg veel muziek opgenomen en heb ik er veel van beluisterd. Onlangs is er een prachtige live-dubbelelpee uitgebracht met zijn optreden in Paradiso uit 1970 (wel genoemd in het boek maar onder de naam ‘Paridiso’) en die kan ik van harte aanbevelen. Verder is er heel veel meer te vertellen; heeft Michael Jackson zijn ‘moonwalk’ afgekeken van de optredens van Sun Ra? Over het optreden van Sun Ra met componist John Cage, over de uitputtende tournees, over zijn politieke activisme, over zijn ongelofelijke werklust, over zijn trompettist die een pistool trekt, over waarom hij in Amsterdam een voodoopop koopt en over zijn film Space is the Place. Die is op YouTube terug te vinden en voor hoogwaardige cinema hoeft u dit niet te bekijken. Het is een cultfilm geworden met slechte rekwisieten maar vermakelijk om te zien als u dit boek hebt gelezen en de muziek hebt beluisterd.

Die muziek, daar draait het uiteindelijk om. Als u er zomaar induikt en u zet een laat werk op dan zou het kunnen dat u afhaakt. In vroeger werk herkent u de geluiden van de big bands en het loont de moeite om dit boek te lezen en mee te gaan in het werk dat hij maakt met zijn orkest. De geluiden worden vreemder, de recitaties intergalactischer maar laat u verrassen. De erkenning was er al van de oude meesters, later kreeg hij wereldfaam met zijn verklankingen. Het boek heeft mij verder gebracht in mijn waardering (die er al was) voor zijn muziek.