In de boeken die ik van August Willemsen las, bleek dat hij niet vies was van een stevige borrel. In De val wordt dit pijnlijk duidelijk.
Hij komt op 10 december 1990, op weg naar huis en met vier flessen wodka en anderhalve liter Fanta, ten val. In het AMC constateert men, behalve ernstige onderkoeling en ondervoeding, een gebroken linkerheup. Hij revalideert in Huize J., en De val is daarvan het relaas. Ook zijn dronkemansbrieven aan zijn goede vriend, filmer Kees Hin, zijn in het boek opgenomen.
Om maar met de deur in huis te vallen, die laatste zijn nog het meest interessant. Het is geen dik boek, 177 pagina’s, en een groot deel daarvan bestaat uit observaties die hij doet in de kliniek. Hij ergert zich aan de rooklucht en het constante lawaai van de televisie. De totale apathie van de medebewoners staat hem tegen en hij voelt zich een vreemde eend in de bijt:
Ik ben me in toenemende mate ervan bewust hier een eenling, zo niet een zonderling te zijn…er wordt stilzwijgend van uitgegaan dat je niets doet. Tv kijkt. En zo is het ook. De ‘gewone man’ doet niets. Kijkt tv. Huivering beving me bij de gedachte aan het systeem democratie: al die runderkoppen hebben stemrecht!
Zelf werkt hij af en toe wat en denkt na over zijn probleem, de alcohol. Hij is onmatig en weet dat. Hij ziet nu om zich heen wat de verwoestende uitwerking is. Bewoners die dertig jaar lang drie tot vier flessen jenever per dag dronken en nu door Korsakov geteisterd worden. Dan kom ik meteen op het manco van het boek. Willemsen observeert, maar veel dieper gaat het niet. Oorzaken van zijn eigen probleem, zelfreflectie, dat mis ik. Hij zegt wel iets over mogelijke oorzaken maar dat blijft summier;
Elk afwijkend gedrag, vaak ook ziekte…wordt bepaald door, als ik het goed zie, vier factoren: aanleg (de ‘genen van mijn vader’: hij en zijn kinderen ‘lustten hem wel’ – ofschoon niemand zo zelfvernietigend als ik); oorzaak of achtergrond (moeder…); aanleiding (het in huis halen van mijn moeder); en bedoeling (het mij van haar, van alles en iedereen losmaken).
Toch wordt het verval wel duidelijk. Eerst kan hij nog wel werken, maar al snel drinkt hij de hele dag door. Hij gaat afspraken missen en zijn werk blijft liggen. Zijn bezoek poedelnaakt met erectie tegemoet treden helpt ook niet echt en uiteindelijk moet hij de feiten onder ogen zien. Hij valt, is verslaafd en moet revalideren. Hij beseft ook terdege waarom hij en al die anderen in de kliniek zitten;
Hier is alles leuk wat je wel kunt. Thuis hindert alles wat je niet kunt – dat staat mij net zo goed te wachten. In de gewone wereld heb je agressie, afgunst, hebzucht, geldzucht, ijdelheid, drift, drukte, leegheid, onverschilligheid – hier zie ik van dat alles niets…Voor al die mensen geldt wat ik in mijn dranktijd eens schreef (zo gek was ik dus blijkbaar niet), dat Sartre ongelijk had: hun hel begint wanneer de anderen weg zijn en ze alleen overblijven, thuis.
Dan nog even die brieven aan Kees Hin. Geschreven in een alcoholroes, vaak op onmogelijke tijden en ik denk dat je daar dicht bij Willemsen komt zoals hij zich voelde voor die “Val”. Zo schrijft hij over zijn bezoek aan Marokko;
Ook heb ik een lift gegeven aan een man die opeens zei: “kom, we gaan kameel eten.” Ik ben op dat punt niet eenkennig, en ik dacht: in Mhamid heb ik op een kameel gezéten, nu kan ik hem ook wel éten…En kamelevlees is verrukkelijk, lijkt een beetje op schaap. Hoe kom ik ineens over Marokko te praten? Zo kan ik nog wel twintig bladzijden doorgaan. Angst om over mezelf te praten? Vlucht in een andere tijd? Het is nu trouwens weer een andere nacht geloof ik. Éven de klok waarnemen. Drie uur. Ik dacht al, wat is het stil. In het telefoonboek staan 10 personen met de naam De Liefde, en 9 mensen met de naam De Dood, waarbij ik maar even het huisnummer verzwijg van I. de Dood-Onrust in de Waalstraat.
Een boek dat je snel uit hebt en de moeite waard, maar ik verheug mij meer op de Braziliaanse brieven, waar ik goede recensies over heb gelezen en die mij hopelijk dichter bij zijn literaire helden brengen. Wordt vervolgd.