Het rode korenveld is een beroemd boek van Nobelprijswinnaar Mo Yan. Het gaat over de strijd van de Chinezen op het platteland van de provincie Shandong tegen de Japanners. Het is de Tweede Chinees-Japanse oorlog die gevoerd werd van 1937-1945. Het platteland betekent eindeloze korenvelden, waar het rode koren de basis is voor de lokale korenwijn.
Vader en grootvader zijn belangrijke hoofdpersonen, maar eigenlijk figureert een hele Chinese familie in het boek en zien we het verhaal uit verschillende perspectieven. Het is het verhaal van de strijd tegen de Japanners, die ongekende wreedheden begaan. Het is ook een strijd van Chinezen tegen Chinezen, die de Japanners in verschillende facties willen bestrijden. Het is ook de strijd binnen een familie, met uithuwelijking, bedrog en eigenzinnige naturen.
Mo Yan vertelt het verhaal zonder opsmuk. Al heel snel wordt oom Arhat levend gevild door de dorpsslager in opdracht van de Japanners. Het wordt tot in detail beschreven. Grootvader krijgt het aan de stok met verschillende lokale bandieten en wordt zelf een gevierd commandant. Vader volgt hem waar hij gaat. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld en al snel wordt duidelijk dat velen het niet gaan overleven. Die tijdsprongen maken voor het verhaal niet uit, het is prima te volgen.
Mo Yan schuwt de gruwelijkheden dus niet en die hoef ik ook niet te citeren. Apart vond ik de uitweidingen die de schrijver af en toe gaf, bijvoorbeeld over de verhoudingen in de groep honden die zich tegoed doen aan de vele lijken in de korenvelden. We horen precies welke hond het wanneer voor het zeggen heeft. Een ontvoering van een gevreesde roverhoofdman doet hij dan in twee zinnen af.
Dat terzijde, er staat veel moois tegenover, zoals de prachtige personages. Grootmoeder die het huishouden bestiert, opperrechter Cao met zijn vreemde straffen of de onfortuinlijke Geng met de 18 steken. Laat ik dan als voorbeeld hem, niet eens een hoofdpersoon, er uit lichten;
Met huilende stem zei hij: ‘Verheven leider, de plaatselijke secretaris heeft mijn graanrantsoen achtergehouden. Ik heb drie dagen niet gegeten en ik sterf van de honger. Achttien bajonetsteken van de Jappen hebben me niet gedood en moet ik nu sterven van de honger…?’…De jongeman met de vulpennen in zijn borstzak kwam de volgende ochtend al vroeg naar buiten om sneeuw te ruimen. Toen hij terloops zijn hoofd oprichtte en naar de poort keek, verbleekte hij van angst. Hij zag de oude man van de vorige avond, die zichzelf Geng met de Achttien Steken had genoemd, op de grond liggen. Hij was spiernaakt en hield met zijn handen, als een gekruisigde Jezus, de spijlen van de poort vastgeklemd…De jongeman telde zorgvuldig het aantal littekens op het lichaam van de oude man. Het waren er precies achttien, niet meer, niet minder.
Een boek van de rauwe werkelijkheid en tragiek dat leest als een trein. Ik weet niet of ik benieuwd ben naar de film, eigenlijk.
Vertaling (uit het Engels); Peter Nijmeijer en Hans van de Waarsenburg