Myself Among Others, A Life in Music is de autobiografie van de Amerikaanse jazzimpresario en -pianist George Wein (1925-2021). Hij schreef het samen met muziekcriticus Nate Chinen en het voorwoord wordt verzorgd door Bill Cosby. Dat laatste mag u vergeten, het is een voorwoord van niks.
Wein is bekend als de organisator van het bekende en nog steeds bestaande Newport Jazz Festival. Hij heeft een opleiding als pianist en vindt het heerlijk om met artiesten op te treden, maar hij weet ook dat hij het talent ontbeert om bij de groten te horen. Hij komt echter een heel eind, daarover later meer.
Eerst opent Wein een jazzclub met de naam Storyville en hij weet grote namen uit te nodigen. Dat leidt direct tot een reeks liveopnames met Billie Holiday, Stan Getz en Sidney Bechet en met die laatste treedt hij zelfs op in zijn eigen club. Hij vertelt prachtige verhalen over wat hij er meemaakt en die anekdotes maken het boek een feest om te lezen. Zo speelt hij ook mee met bassist Charles Mingus en drummer Jo Jones, die elkaar uitdagen;
“Man, you can’t play fast,” Mingus said, challenging Jo.
“I can play as fast as anybody,” Jo countered.
“O yeah? You can’t play as fast as me.”
That said, Mingus started to accelerate – gradually at first, with Jo matching his every beat. I was able to keep up for a while. But they kept going faster and faster. Within a minute or two, the song was careening wildly out of control; Mingus and Jo pounded away at those quarter notes like a jackhammer laying into a pavement…Finally, we reached the finish line, ending the song with an unceremonious crash, with Jo and Mingus each claiming triumphant victory.
Naast de club gaat Wein ook het Newport Jazz Festival opzetten met behulp van het welgestelde echtpaar Lorillard. Het is een groot succes maar veel verdient hij er niet mee. Het voert te ver om al die festivals te beschrijven, maar het is fascinerend om te lezen waar Wein tegenaan loopt. Artiesten die niet op komen dagen, stromende regen (het festival wordt buiten gehouden), rellende jongeren maar ook optredens die geschiedenis hebben geschreven.
Het Duke Ellington-optreden heb ik hier al eens beschreven, maar zoekt u ook op YouTube Mahalia Jackson eens op die een eerbetoon brengt aan Louis Armstrong (zoeken op Mahalia Jackson “Just a Closer Walk with Thee” from “Louis Armstrong at Newport 1970”). Het zijn legendarische beelden. Dat geldt ook voor de documentaire Newport Jazz Festival 1958 Jazz on a Summer’s Day die ook op YouTube staat.
Wein gaat ook internationaal en het festival is zo bekend dat hij het ook in Europa en later in Japan zal gaan organiseren. Hij maakt ook tournees met individuele artiesten zoals Thelonious Monk en wordt zo een gevestigde naam in de jazzwereld. In de Verenigde Staten breidt hij zijn horizon uit en er komt ook een Newport Folk Festival en zelfs een Newport Opera Festival.
Het is mooi dat wij meegenomen worden in alle perikelen rondom het organiseren van zo’n festival. Niet alleen het boeken van de artiesten en het zorgen dat het hen aan niets ontbreekt, Wein schetst ook het bredere beeld, de afspraken met de omgeving, het regelen van vergunningen en de infrastructuur die nodig is. Die infrastructuur wordt onderuit gehaald op één van zijn donkerste dagen, als een meute kinderen het festival terrein bestormt terwijl ze geen kaarten hebben. Wein probeert ze nog tegen te houden;
…I went over to the fence, and I addressed one group of them.
“Don’t you know you’re going to destroy this festival?”
“Fuck the festival!” they shouted back.
“Why are you doing this?”
One kid stopped pushing to answer me: “We want to get on the stage.”
“Why do you want to be onstage? You don’t have any talent.”
“Man, you don’t know me. How do you know I don’t have any talent?”…
“You wouldn’t be out here trying to break this fence down like a silly motherfucker if you had any talent!”
He looked at me through the fence, considering my statement for a moment. Then he shrugged. “Man, maybe you’re right,” he said, and went back to his task of pushing down the fence.
Er was geen houden aan, het festival kwam ruw aan zijn einde. Toch voeren de hoogtepunten de boventoon. Naast alle jazzmuzkanten treden op het Folkfestival artiesten op als Bob Dylan, Janis Joplin, James Taylor, Joan Baez, Van Morrisson, Joni Mitchell en Peter, Paul & Mary.
Wein organiseert ook elders in het land tal van andere concerten, zoals het Playboy Jazz Festival en hij organiseert zelfs een Broadwayshow. Grappig is dat er twee lezingen zijn over de Nederlandse producer Paul Acket van het North Sea Jazz Festival. In dit boek staat dat Wein het Kennedy Center Jazz Festival modelleerde na een idee van Paul Acket;
The idea had occurred to me after observing Paul Acket’s success with the indoor multivenue format at the North Sea Jazz Festival
Even later lezen we dat Paul Acket Wein’s idee van een Frans festival, The Grande Parade du Jazz, overneemt voor zijn eigen festival;
Paul Acket…transplanted this concept indoors, creating the Hague’s North Sea Jazz Festival…
Een kleinigheidje, net als de naam van Pharoah Sanders die twee keer voorkomt en, jawel, twee keer als Pharaoh staat vermeld. Laat u verder meevoeren met de grillen van Billie Holiday die alleen vrouwelijke kreeften eet, met die van Miles Davis die kleine blanke jongens bruskeert, maar vooral door al die muziek die door het hele boek trekt. Muziek die Wein op zijn podia wil laten horen, maar die hij het liefst zelf maakt. Zelf sluit hij met deze woorden af;
I know my weaknesses, what I can’t play. But I know what I can play, and I’m happy when other people recognize it on a professional level. Because playing with Lester Young and Sidney Bechet – that’s a professional level. It’s not that I can play with them. They know I’m not in their league. It has nothing to do with that. They’re saying: “I can play with you, man.’ That’s the thing that has given me the most gratification in my life.
Het is een boek van 522 pagina’s, maar Wein en/of zijn coauteur hebben een erg prettige vertelwijze waardoor het mij geen moment heeft verveeld en u krijgt er talloze muziektips van mee.