![](https://casakoen.wordpress.com/wp-content/uploads/2024/06/7ae48057c62e48b596d66533777444341587343_v5.jpg?w=397)
De man die zijn vrouw voor een hoed hield is een boek met casestudies uit de praktijk van de Britse neuroloog Oliver Sacks (1933-2015). Hij beschrijft hierin patiënten met vreemde intellectuele en perceptuele afwijkingen, maar ook mensen die juist een abnormale mentale kracht laten zien. Volgens de tekst achterop het boek kunt u zo de wereld van de patiënten binnengaan en u voorstellen hoe het is te leven en te voelen zoals zij.
Dat is nogal een bewering dus ik ging er eens goed voor zitten. Het is goed dat er eerst een stukje duiding wordt gegeven en zo maakt u kennis met één van de pioniers van de neuropsychologie, Alexandr Romanovitsj Luria. Sacks haalt hem vaak aan in zijn boek. Luria verricht baanbrekend werk maar dat richt zich voornamelijk op de linkerhelft van het brein. De rechterhelft wordt ‘verwaarloosd’, terwijl die toch de belangrijkste vermogens regelt voor het herkennen van de werkelijkheid. Sacks poogt met dit boek voorbeelden te geven van syndromen van de rechterkant of rechter ’hemisfeer’.
Hj kan niet anders dan beginnen met de man die zijn vrouw voor een hoed aanzag. Dr. P is een vooraanstaand musicus die er steeds minder in slaagt om gezichten te herkennen. Dat gaat steeds verder en de goede man ziet wel, maar wat ziet hij nu precies? Een handschoen herkent hij niet als handschoen en hij heeft geen idee wat hij er mee kan. Uiteindelijk pakt hij het hoofd van zijn vrouw vast om het op zijn hoofd te zetten, in de veronderstelling dat hij naar zijn hoed reikt.
Hij ontmoet Jimmie G., een man van 49, die er van overtuigd is dat hij 19 jaar oud is. Het is in zijn beleving 1945 en de oorlog is net gewonnen. Hij is jaren kwijt van zijn leven en raakt in paniek als hij zichzelf in de spiegel ziet. Hij wordt gediagnosticeerd met ernstige Korsakow. Ieder hoofdstuk eindigt met een nawoord van Sacks over de beschreven patiënt, zo ook bij Jimmie G.;
Ik heb gemerkt dat retrograde amnesie tot op zekere hoogte heel veel, zo niet universeel, voorkomt bij gevallen van Korsakow. Het klassieke Korsakowsyndroom – een verregaande en blijvende maar ‘zuivere’ verwoesting van het geheugen, veroorzaakt door vernietiging van de corpora mamilllaria door alcohol is zeldzaam, zelfs bij zware drinkers. Natuurlijk kan men het Korsakowsyndroom ook bij andere pathologieën zien zoals de patiënten van Luria met tumoren.
Bovenstaand fragment toont ook een beetje het zwakke punt van dit boek. Er staan nogal wat vaktermen in die niet nader uitgelegd worden. Ik weet nu eenmaal niet zoveel van polydipsie, satyriasis of pariëtale kwabben.
Toch blijf ik met een lichte fascinatie doorlezen. Een man die zijn eigen been niet herkent en er zo van schrikt dat hij uit bed valt. Iemand die naar één kant overhelt maar dat niet in de gaten heeft en zelf een ‘waterpasbril’ ontwikkelt zodat hij weer recht leert lopen. De vrouw die geen idee van ‘links’ heeft, dat onderkent, en dan maar twee keer naar rechts draait.
Sacks beschrijft de fenomenen, de mogelijke oorzaken en soms de oplossingen. Die laatste zijn er niet altijd maar soms wel. Toch zijn de oplossingen niet altijd gewenst. Ray heeft een vorm van Gilles de la Tourette met veel tics die elke paar seconden in salvo’s komen opzetten. Hij kan behandeld worden met Haldol maar wat blijkt? Hij gaat het missen. Het medicijn zorgt ervoor dat hij kan functioneren, maar hij mist zijn razendsnelle reactievermogen, creativiteit en een uitlaatklep. Hij vindt een modus, in de week werken met Haldol, in het weekend zonder en laat hij zich gaan.
Sacks legt uit dat er ook mensen zijn die zich ‘gevaarlijk goed’ voelen. Natasha K. is negentig jaar en bemerkte een verandering na haar achtentachtigste verjaardag. Ze lonkt en flirt weer naar mannen en voelt zich bizar goed. Té goed vindt ze zelf en ze vertrouwt het niet. Het blijkt een neurosyfilis-infectie die ze zeventig jaar geleden had opgelopen toen ze in een Grieks bordeel werkte. Dat werd toen wel behandeld maar het stak na al die jaren de kop weer op. Sacks behandelt haar met peniciline;
Nu heeft mevrouw K. het beste van twee werelden: ze geniet van een lichte ontremming in denken en aandrift zonder enige bedreiging voor haar zelfcontrole of van verdere schade aan haar hersenschors.
Mevrouw O’C. is in Ierland geboren maar weet daar niets meer van. Tot ze op een nacht Ierse liedjes hoort en denkt dat iemand een radio aan heeft staan. Dat is niet zo, ze blijft ze horen. Het blijkt dat ze een paar toevallen heeft gehad die voor deze gewaarwording zorgen;
Merkwaardig genoeg kreeg mevouw O’C. – bijna negentig, het einde van een lang en eenzaam leven in zicht – door een ongelukje in de hersenen de kans zich die ‘heilige en kostbare’ jeugdervaringen, die vreemde en bijna wonderbaarlijke anamnese weer te herinneren. Daardoor werd de gesloten deur, de amnesie van de kinderjaren, opengebroken.
Sacks gaat nog even door; de man die zintuigelijk als een hond waarneemt, de man met een encyclopedische kennis van meer dan 2000 opera’s en de tweeling die direct kan melden op wat voor dag een datum in het heden of verleden valt. Ook kan de tweeling, als er lucifers op de grond vallen, direct het juiste aantal van 111 noemen. Fascinerend is dat ze ook het getal 37 noemen, want 37 + 37 + 37 = 111. Sacks weet niet precies hoe dit werkt en houdt het op een soort ‘absoluut gehoor’ voor getallen.
Het zijn fascinerende verhalen maar ondanks het gebezigde jargon komt het toch redelijk populair over. Het is geen dik boek, 253 pagina’s, met korte hoofstukken en het leest makkelijk weg, dus bedoeld voor een groot publiek. De vele herdrukken bevestigen dat ook. Een term als ‘De onnozelen’ voor een hoofdstuk over verstandelijk gehandicapten doet mij de wenbrauwen fronsen; het zal in de jaren tachtig een wat gangbaarder term zijn geweest dan nu.
Een aardig boek om eens door te nemen maar het doet mij niet direct rennen naar het complete oeuvre van Sacks.
Vertaling; P.M. Moll-Huber