Tour de France III

9462170681.01._SX450_SY635_SCLZZZZZZZ_
Daar is dan deel 3 van de trilogie van Fred van Slogteren. Als je de Tour niet hebt gereden…Biografieën van alle Nederlandse deelnemers met de ondertitel Er komen eindelijk weer vette jaren. Dit deel gaat over de jaren 1987 – 2017.

Het concept is gelijk aan de delen 1 en 2. Het boek is verdeeld in drie hoofdstukken. In het eerste volgt een toelichting op die vette jaren en de factoren die in die jaren van belang waren. Zo gaat het over de voeding van de renners. Een biefstuk in de morgen voldoet niet meer, maar anno nu weet een renner exact per dag wat hij of zij moet eten en drinken, hoeveel, waar en hoe er getraind moet worden, wat de wattages, vetpercentages en andere lichamelijke waarden zijn, en hoe er nauwkeurig op een dag gepiekt kan worden. Wielrennen is wetenschap geworden.

Hoofdstuk 2 gaat over de Nederlandse ploegen in de genoemde periode. TVM, Buckler, Wordperfect, Rabobank, Shimano, Vacansoleil-DCM en Lotto.nl-Jumbo zijn de namen. Velen herinneringen zich nog de toestanden rond de TVM-ploeg toen er invallen werden gedaan bij de renners, de ploegleider Cees Priem gevangen werd gezet en de renners afstapten. Het voortbestaan van de Tour heeft even aan een zijden draadje gehangen. Het ambitieuze wielerplan van De Rabobank is van groot belang geweest voor de opleiding van veel renners maar het was ook de tijd van dopinggebruik. Dat dilemma van wel of niet gebruiken zal vaak ter sprake komen in dit boek.

Hoofdstuk 3 bevat 86 rennersbiografieën van soms heel bekende, maar ook (en nogmaals, dat maakt deze boeken de moeite waard) van minder bekende renners die wel in de Tour zijn gestart, soms eenmalig en hem niet hebben voltooid, maar waaraan nu toch serieuze aandacht wordt besteed.

Gert-Jan Theunisse is wel bekend. Van Slogteren doet een boekje open over de barbaarse trainingsmethoden waaraan Theunisse zichzelf onderwierp om maar meer pijn te verdragen. Lees het vooral zelf maar ik denk niet dat dit nog voorkomt. Triest om te lezen wat voor medische ellende die man na zijn carrière te verduren heeft gekregen; een wonder dat hij er nog is.

Wat duidelijk wordt uit al die beschrijvingen is dat renners lang niet altijd de kans hebben gekregen om alles uit hun carrière te halen. Vaak worden ze, als ze bij een grote ploeg onder contract komen, in een bepaalde rol geduwd, zoals die van knecht. Het is uiterst moeilijk om daar uit te komen. Maar weinigen dwingen direct een kopmanschap af zoals een Zoetemelk, Raas of Knetemann.

Uit het verhaal over Martien Kokkelkoren (1969) blijkt weer hoeveel factoren er van invloed kunnen zijn op het einde van een carrière. Overtraind zijn, wedstrijdstress en uiteindelijk het slikken van anti-depressiva en zelfmoordgedachten. Mooi om te lezen hoe deze man zich heeft teruggeknokt.

In die tijd is doping en vooral epo (een hormoon dat het uithoudingsvermogen verbeterd) een heet hangijzer. Talloze renners staan voor een dilemma om wel of niet te gebruiken. Bart Voskamp (1968) verwoordt het als volgt;

“Iedereen, heeft in die tijd met epo te maken gehad. Ik ook. Ik heb er aan meegedaan omdat ik voor mezelf had vastgesteld dat ik niet anders kon, maar leuk was anders. Ik deed iets dat niet mocht en zo ben ik niet opgevoed. Ik had een gezin met kinderen en een hypotheek en wielrenner was mijn beroep om dat allemaal te betalen. Ik had geen alternatief en ga dan maar eens thuis en bij de bank uitleggen dat je geen geld hebt, omdat je zo nodig roomser dan de paus wilt zijn.”

Van Slogteren velt geen oordeel, hij vertelt het zoals het is. Ook het verhaal van Thomas Dekker, ook een wielrenner die bekend heeft dat hij heeft gebruikt. De auteur heeft praktisch alle renners uit dit boek persoonlijk gesproken, alleen Dekker heeft niets van zich laten horen. Wellicht heeft dat iets te maken met het kritische verhaal van Van Slogteren over het boek van Thomas Dekker en journalist Thijs Zonneveld met betrekking tot wielrenner Remmert Wielinga. Die zou onterecht beschuldigd zijn van dopinggebruik. Ook heeft de auteur schijnbaar iets met Mart Smeets af te rekenen. Deze wordt een aantal maal in het boek genoemd en komt er nergens goed van af.

De pluspunten uit mijn vorige besprekingen zijn onverminderd van kracht. Hoe kort de carrière ook en hoe kort de deelname in de Tour, als je gestart bent dan verdien je een plek in deze trilogie. Een serieuze plek, nergens wordt een verhaal in één of twee pagina’s afgedaan. De auteur heeft zich verdiept in iedere renner afzonderlijk, getuige ook dit fragment over Joost Posthuma (1981);

Hij leek voorbestemd om atleet te worden, hardloper. Zijn vader, Hans Posthuma…deed aan atletiek. Crossen, baanwedstrijden, halve marathons, hij deed het allemaal met overgave en was daarmee een grote inspiratie voor zijn eing kind, de zesjarige Joost. Het blonde kereltje had talent, werd in de jeugdrangen twee keer kampioen van Nederland op de duizend meter. Toen hij elf was, liep hij in zijn leeftijdscategorie een Nederlands record op die afstand, een tijd die sindsdien maar drie keer is verbeterd.

Wat ik jammer vind is dat in deel 3 de foto’s ontbreken van de renners naast hun naam aan het begin van iedere bespreking, iets wat in de delen 1 en 2 wel het geval was. Wat ik ook niet snap is waarom de titels op de ruggen van alle drie de delen van beneden naar boven gelezen moeten worden en niet, zoals bij Nederlandse uitgaven elders in mijn boekenkast, van boven naar beneden. Verder, niets dan lof voor deze trilogie die ik met veel plezier gelezen heb, al was het maar waarom mij nu duidelijk is waarom Donna Summer op een wielrennerspodium had moeten staan.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: