Hof van Barmhartigheid

Het Hof van Barmhartigheid is het eerste boek van deel 3 van de cyclus De tandeloze tijd van A.F.Th. van der Heijden. Daarmee is het tijd om het leven weer eens in de volle breedte te beleven, zoals ik al uitlegde in de eerste alinea van mijn bespreking van deel 2.

Dat wil dus zeggen dat ook dit deel niet belast wordt met duizelingwekkend veel gebeurtenissen. Het gaat over de levens van een aantal bekende karakters uit de vorige delen en er komen wat nieuwe figuren op het toneel. Thjum Schwantje kennen we al en de auteur introduceert hem op mooie wijze als hij door Amsterdam loopt waar hij bloedsporen op trottoirs volgt;

Het mooiste wat het Amsterdamse plaveisel Thjum tot nu toe geboden had, waren naast de puzzels van glasscherven die een stukje wolkenhemel tot mozaïek vermaalden, de bloedsporen. Binnen twee maanden in de hoofdstad wist hij het steedse schrift in rode inkt, met z’n onregelmatig zigzaggende lijnen, te lezen als geen ander. Het bezorgde hem een onbehaaglijke lectuur, waaraan hij verslaafd raakte.

Als een roman van zo’n 650 pagina’s zo begint dan heb je mijn aandacht. Albert Egberts is de hoofdpersoon uit vorige delen en hij speelt ook een prominente rol. Hij doet kandidaatsexamen filosofie in Nijmegen en vertrekt naar Amsterdam. Hij ontmoet er Zwanet, die nieuw is voor de lezer en zij doet hem allerhande baantjes aan de hand. Albert reist als koerier op en neer naar Italië en wordt enquêteur voor het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Flix Boezaardt kennen we ook en hij kraakt samen met Albert een pand in de Pijp in Amsterdam. Hun bovenbuurvrouw, mevrouw De Hoogh-Stey, zorgt voor ontroerende taferelen als ze blijk geeft van haar vorderende dementie en ze de Volkskrant van Albert gebruikt als gelegenheidstoilet;

Hij walmde nog wat na…Het was gewoon het nieuwbakken wereldnieuws dat daar, vers van de pers, lag na te dampen.

Hennie Plaggemars-Avezaath is ook nieuw in het verhaal en zorgt voor een roman in een roman. Zij werd ooit beschuldigd van het vergiftigen van haar vader met landbouwgif maar ging wegens gebrek aan bewijs vrijuit. Zeven jaar later wordt haar moeder dood gevonden in haar huis. Hennie wordt opnieuw opgepakt en geeft allerlei tegenstrijdige verklaringen af waardoor ze steeds verder in de problemen komt. Het zorgt voor prachtige conversaties maar ook voor mooie passages, zoals wanneer Hennie ziet dat bij haar moeder een ei te lang op het vuur stond in heftig kokend water;

Het laatste ei dat Hennie in vrijheid had horen roffelen, roerde zacht de dodentrom op de bodem van het pannetje daar.

Zwanet Vrouwdeunt helpt Albert zoals gezegd aan baantjes en de koeriersdienst naar Italië betreft pakketjes voor ene Gesù Porporà, een Napolitaanse kinderhandelaar. Hij verkoopt Italiaanse baby’s en kinderen die voortgekomen zijn uit ongewenste zwangerschappen aan rijke, kinderloze gezinnen in het Westen waarbij Nederland een groot afzetgebied is. Ik vind het één van de minder interessante karakters uit het boek.

Ernst Quispel is ook een marginaal karakter en is de advocaat van Hennie Plaggenmars. Hij is bevriend met Albert en heeft een oogje op Zwanet.

Het boek bevat talloze kleine taferelen en gesprekken waarin de chronologische lijn te volgen is aan de hand van de data aan het begin van de hoofdstukken. Dat is makkelijk, want er wordt naar alle kanten breed uitgewaaierd, geheel in lijn met het thema van ‘leven in de breedte.’ Ik kan wel genieten van de gesprekken die Van Der Heijden zijn figuren laat voeren, zoals wanneer Albert en Thjum het over ‘hun’ God hebben;

Ik noem die van mij De Oude Remschoen…daarmee is hij niet slecht getypeerd. Hij is de grote weerstrever…de grote beknotter…Strooier van pikzwart roet in ons eten. Hij plakt ons de kauwgum onder de zool, waarmee we het hele tapijt meenemen, en alles wat erop staat…In zijn veelzijdigheid is hij niet alleen de dorst, maar ook de drankzucht.

Die drankzucht is Albert niet vreemd want hij valt voor de verleidingen van de grote stad. Naast de drank neemt hij uiteindelijk cocaïne wat dan wel weer een mooi tafereeltje oplevert in het hoofdstuk Tramlijn Onbekend, waarin hij onder invloed van coke en drank tot aan het eindpunt blijft zitten in een onbekende tram. Hij rijdt terug met tante Nel die hem uitnodigt naast haar te komen zitten;

Ze zei het alsof ze hem een plaats aanbood in haar eigen huiskamer, en in zekere zin klopte dat, want ze bracht al jaren het grootste deel van haar dag in de tram door. Met de een of andere obscure lege fles doorkruiste ze de stad op zoek naar het juiste kruideniertje dat haar het statiegeld zou willen restitueren.

Het zijn mooie scènes in een boek dat prima doorleest en ik ben de serie nog lang niet moe. Dat is mooi, want er volgen nog genoeg delen. Het helpt wel om dit deel na de eerste drie delen te lezen omdat de figuren dan meer gaan leven. Het lezen van dit deel alleen volstaat wel als u wil weten wat nu de uitspraak van Albert’s opa betekent die door het hele boek voorkomt; ‘Ik pis kleur en vuur.’  U kunt maar om die kennis verlegen zitten.

Plaats een reactie